
Hoe opereren de freelance schrijvers die hun lezers willen laten delen in hun passie en hun kennis van theater, literatuur, film of urban muziek? Hoe positioneren zij zich in een context van alsmaar door-meanderende veranderingen waar nog eigenlijk niemand het eindpunt van ziet, als dat er al zou zijn. Is de praktijk die de oude generatie als vanzelfsprekend uitoefende een optie? Of vormen de gewoontes en gebruiken daarvan eerder een belemmering als je in deze tijd een rol als freelance schrijver ambieert?
Gesponsorde content is niet meer weg te denken uit het ondernemingsplan van magazines en kranten. Gaat de nieuwe generatie daarin mee?
Zou het kunnen zijn dat de logica die ook de nieuwe generatie schrijvers hanteert ten aanzien van hun beroepsidentiteit hun huidige zwakke positie juist reproduceert? Wat brengt het als je als jonge criticus juist afwijkt van die in de vorige eeuw gebaande paden? Je terrein verbreedt naar blogs, vlogs, podcasts en geluid – als die eis al niet aan je gesteld wordt. Op een nadere manier je werk distribueren? Waar liggen kansen om kunstkritiek te kunnen (blijven) beoefenen?
Context:
Ons onderzoek is onderdeel van IN-Holland geïnitieerd onderzoek over de zelfstandige professionals in de Creatieve Industrie. Uit een notitie van Joke Hermes, leider van het onderzoek:
“Kritische beschouwers in journalistiek en wetenschap menen dat de groep van zelfstandige professionals in de creatieve industrie bestaat uit een gevierde groep die wordt betiteld als ‘free agents’ (de creatieve en innovatieve geesten die zullen zorgen voor innovatie en economisch herstel omdat ze met een frisse blik van buiten de gevestigde orde komen, zie A Manifesto For Free Radicals: Less Paperwork, Less Waiting, More Action, Scott Belkin, 2011) en een groep die de prijs betaalt voor de geherstructureerde arbeidsmarkt in de creatieve industrie. Deze laatsten worden wel aangeduid als ‘precariaat’: afgeleid van het begrip precario, de belasting die standwerkers betaalden en betalen. Zij zijn een groep die op basis van producten en projecten wordt betaald en die een uiterst kleine kans heeft op een vaste aanstelling, en daarmee op een goede ziektekosten-, arbeidsongeschiktheid- of pensioenregeling (Nice work if you can get it, Ross, 2009; Creative Labour, Baker and Hesmondhalgh, 2011). De betrokkenen laten zich niet speciaal op deze tweedeling aanspreken en stellen prijs op hun vrijheid en het feit dat eigen keuzes richtinggevend zijn voor de balans tussen werk en privéleven; en in het volgen van de eigen ambitie (Ondernemers tegen wil en dank, Janssen, Hermes, Zwaan, 2012).
Het onderzoek Creativiteit en Autonomie richt zich op mythevorming in en rond de creatieve industrie, o.a. middels romantische beelden van de ‘maker’ (Engels uit te spreken) als nieuwe ambachtsman of –vrouw (Makers, the new industrial revolution, Anderson, 2012) en de ‘kunstenaar’ (Gielen e.a. 2014).”