Het verlangen van de camera

In Tarkovski’s kenmerkende stijl – lange takes die in een liefelijke cadans voortkabbelen – voert een reis drie personages, Stalker, de Schrijver en de Professor, naar de ‘zone’. In het hart van dit desolate gebied is een ruimte waarin je diepste verlangen werkelijkheid wordt. Maar die ruimte zullen de personages nooit betreden.

De reis in Stalker is visueel van aard. Dat maakt de film exemplarisch voor een soort ‘pure cinema’. In De fabel van de cinema (2006) betoogt de Franse filosoof Jacques Rancière dat cinema zijn eigenlijke aard heeft verloochend: ‘Film leent zich niet voor het weergeven van anekdotes’, luidt de eerste regel van het boek. Volgens Rancière heeft het verhalende – de muthos, het gebruik van cinema voor narratieve doeleinden – te lang het beeldende van het medium – de opsis, het visuele spektakel – onderdrukt. De ware aard van cinema zit volgens Rancière in toevalligheden, in het beeldende.

Dit is bij uitstek van toepassing op Stalker: het beeld van een zwarte hond die het kader binnenwandelt; een rookpluim die opstijgt van een net aangestoken sigaret; een tunnel die eindeloos blijkt. Het gaat in de film om de reis, maar juist de bestemming bepaalt de betekenis van wat we zien. Hoewel de personages de ruimte van verlangens nooit bereiken, kijken wij door de lens van de camera juist wél vanuit de onbetreden ruimte toe. Zo bepaalt de bestemming de visuele aard van de film. Met terugwerkende kracht is het uitgekomen verlangen dat van de camera: de film die we hebben gezien is het echte object van begeerte.