Tussen vorm en vormloosheid

Je laten opslokken door noise


Tijdens een bezoek aan Willem Twee opnamestudio’s in ’s-Hertogenbosch werd er een opmerking gemaakt die sindsdien door m’n hoofd is blijven echoën. De opmerking kwam erop neer dat noise al het mogelijke geluid in zich draagt. Dat noise uit het volledige spectrum van geluid bestaat, zoals zwart alle kleuren bij elkaar is. Vanuit die volheid kunnen delen weggefilterd worden om zo een nieuw geluid te laten ontstaan, vergelijkbaar met een beeldhouwer die stukken steen wegbeitelt om zo een nieuwe vorm te creëren. Het gaf een duidelijke invulling aan de manier waarop ik al jaren naar luide, overweldigende, zelfs overheersende muziek kijk. Want is er nou wel een wezenlijk verschil tussen noise en muziek? Als noise het hele spectrum aan geluid in zich draagt, dan is daar zowel ‘gewone’ klank als muziek in te vinden. Die gedachte ondermijnt het vermeende onderscheid tussen noise, of klank, en muziek; noise ís namelijk muziek en muziek is noise.


Een concert van Tim Hecker maakte in 2016 in Den Haag een enorme indruk op me en heeft me op een wezenlijk andere manier naar muziek doen kijken. In een zitzak gelegen in een duistere zaal, waar alleen een in dikke mist gehulde lijn aan lampen waarneembaar was, speelde hij daar live het album ‘Love Streams’. De minimale visuele input, de ontspannen, liggende houding; andere zintuiglijke indrukken werden geminimaliseerd om het geluid het absolute middelpunt van de ervaring te laten zijn. Toen Hecker begon te spelen was er geen ontkomen aan, het volume stond extreem hoog en de enige optie was om je volledig te laten overdonderen door de muziek. Overweldigende drones bewogen over, door en langs elkaar heen. Er waren momenten waarop het geluid hard begon te kraken, waarop het klonk alsof het doormidden scheurde. De muziek evolueerde en was continu in beweging. Geleidelijk aan bouwde het geluid telkens weer op en af, zowel in veelheid en gelaagdheid van geluid als in volume. De muziek was soms pulserend en zwaar, dan weer hoog en schel. Het was abstract, deed vormloos aan. Soms leek er een suggestie van ritme en melodie te ontstaan, maar de flow van de muziek was organischer en amorfer dan dat. Er vormde nooit een duidelijke structuur en de verschillende nummers waar het optreden uit bestond liepen in elkaar over zonder dat je het doorhad.

Immense stroom
Bij dat optreden ontstond bij mij het idee dat er een immense stroom aan geluid denkbaar is, die Hecker tastbaar maakte doordat hij het met behulp van zijn laptop en effectpedalen kanaliseerde en door de versterkers hoorbaar maakte. Hij temde de stroom aan geluid, beteugelde het doordat hij lagen wegsneed en delen weggefilterde. Daarin zit de connectie met de opmerking die bij Willem Twee Studio’s gemaakt werd, want uit een stroom aan geluid waar alles in aanwezig is distilleerde hij zijn muziek, door afwisselend de sluizen verder open te zetten of weer dicht te draaien en de teugels strakker aan te trekken of juist te laten vieren. Door hierover na te denken vraag ik me toch af of het niet specifiek iets is voor muziek als die van Tim Hecker, of dat het iets is dat juist altijd in een veelheid van vormen die muziek aan kan nemen te vinden is.

Door de abstracte aard van Heckers muziek merk ik dat mijn brein op zoek gaat naar andere aanknopingspunten om manieren te vinden om het te omschrijven. Ik kom al snel op Nietzsche uit, en zijn omschrijving van het apollinische en dionysische. In ‘De Geboorte Van De Tragedie’ gebruikt hij die twee begrippen veelvuldig in zijn geschiedenis van de opkomst en (in zijn ogen) teloorgang van de klassieke Griekse tragedies, maar ook in zijn filosofische opvattingen over muziek. De Griekse god Apollo staat in Nietzsches ogen voor de rede, aanschouwbare vorm en moderatie, terwijl Dionysus juist staat voor de roes, een vormloze flux, iets mystieks, overmatigs. Muziek draagt – in verschillende verhoudingen – altijd zowel het apollinische of dionysische in zich. Het bestaat uit een wisselwerking tussen de roes, weelderigheid, exces enerzijds, en de rede en beteugelende vorm anderzijds. Bij het opnieuw doorbladeren van het boek stuit ik op een passage waarin Nietzsche deze twee structuren omschrijft als artistieke krachten die voortbarsten uit de natuur zelf, zonder een mediërende, menselijke artiest. Als de stroom aan geluid, de dionysische ruis waarin al het geluid in overmate aanwezig is en waar de muzikant als mediërende kracht tussenkomt om het, zelfs bij abstracte muziek, in een apollinische vorm te gieten. Deze manier van denken zorgt ervoor dat ik het overmatige dat zijn muziek zo indrukwekkend voor me maakt beter begin te begrijpen: het is meer Dionysus, minder Apollo. Een ander optreden waar ik dit frame op toe begon te passen was een optreden van de Amerikaanse dronemetalband Sunn O))) waar ik in 2018 bij was. Gekleed in gewaden, op een donker en mistig podium, met een vergelijkbaar hoog volume als Tim Hecker, speelden zij een uur lang hun extreem trage nummers, waarbij gitaar- en bassnaren slechts om de zoveel minuten aangeslagen werden (althans zo voelde het soms), om vervolgens overdonderend door te blijven dreunen. De stroperige traagheid, de laagheid van het geluid en de intensiteit van het volume – ik voelde de individuele geluidsgolven haast op mijn lichaam inslaan – dwongen een mentale overgave af. Het is alsof ik aanschouwer was van een ritueel waarmee de band de volledigheid van geluid die noise is probeerde op te roepen. Er is nauwelijks sprake van vorm, nauwelijks structuur. Puur geluid, meer Dionysus dan Apollo.

Allesomvattende ruis
Zelfs met een nog duidelijkere vorm en structuur heb ik dat overweldigende geluid ervaren, zoals bij optredens van de Britse noiserockband Gnod in april en november van dit jaar. Hun optredens bestaan duidelijker uit afzonderlijke nummers, Dionysus kan in Nietzsches ogen immers niet bestaan zonder Apollo, maar in volume en intensiteit doen ze niet onder voor de twee eerdergenoemde optredens. Met invloeden uit sludgemetal, nowave, postpunk en industriële muziek was het een amalgaam van stijlen, maar duidelijk was dat de muzikanten op het podium muziek maakten die de input van de afzonderlijke bandleden oversteeg. Ook zij boorden de allesomvattende ruis aan. Vooral op de langere, repetitievere nummers, waarop minuten aan een stuk dezelfde ritmes en melodieën herhaald werden, nam de intensiteit gaandeweg toe en nam Dionysus het steeds meer over van Apollo. Die momenten van overgave, waarin ik me mee liet voeren door de muziek, was het alsof ik de ontbinding van individualiteit bereikte die volgens Nietzsche in het dionysische besloten ligt. Die ervaring, de beleving waarin je je – net als de rest van het geluid – door de noise laat opslokken, dat is de kracht van muziek.

Justin Scholtze
Justin Scholtze studeerde cultuur- en literatuurwetenschap en schrijft voor Gonzo (circus). Binnen het Klank&Komma lab hoopt hij meer aanvliegroutes te leren kennen om te schrijven over meer abstracte vormen van muziek. Daarnaast wil hij zijn schrijfstem verder ontwikkelen, weg van het wetenschappelijke en meer richting de essayistiek.