‘Een soort god’, en hoe ik geen sekte begon

Essay over: Een soort god

‘Ik wil een sekte oprichten’, zei ik tegen mijn docenten tijdens mijn eerste jaar aan de kunstacademie. Het plan was tamelijk simpel. Ik zou mezelf tot sekteleider kronen, zowel analoog als digitaal zo discreet mogelijk uitnodigingen aan belangstellenden verspreiden, een ontmoeting met mijn protegés bewerkstelligen, mijn volgelingen inwijden, minimaal duizend leden werven, vervolgens uitgroeien tot de grootste sekte in Nederland, gearresteerd worden, tijdens mijn rechtszaak pleiten dat het voor de kunst was, vrijgesproken worden en een onvoorstelbaar goed essay schrijven over mijn ervaring als sekteleider. Tot mijn spijt werd mijn plan door medestudenten en docenten als immoreel beschouwd, waardoor ik het heb losgelaten.

René L. is het wél gelukt een sekte op te richten. Het enige verschil is dat René een man is. En dat hij een stuk ouder is. En dat hij niet op de kunstacademie zat. En dat het voor hem ook geen experiment was, maar zijn zelfgemaakte realiteit.



In de podcast Een soort god van Simone Eleveld en Anneke Stoffelen horen we van de ex-volgelingen van René. Wat begint als een onschuldige kungfu-les eindigt in iets veel onheilspellenders. We horen hoe jongeren met een relatief normaal leven verwikkeld raken in een web van leugens en isolatie. Van nuchtere beste vrienden Jeppe en Joris en de empathische Manuela naar de no-nonsense Linda, René weet ze allemaal te strikken. In de laatste aflevering krijgt zelfs de inmiddels bejaarde René een platform om zijn zegje te doen. Allerlei mensen met verschillende persoonlijkheden en achtergronden komen in de podcast aan het woord. Zo kunnen opmerkingen als ‘die was er ontvankelijk voor’ en ‘die had een slechte jeugd’ vermeden worden. ‘Het kan iedereen overkomen’ is dan ook wat de podcast finaal wil zeggen. ‘Maar kan het mij dan ook overkomen?’, was de vraag die door mijn hoofd bleef rondspoken tijdens het luisteren. Zou ik zelf ook verzeild kunnen raken in een sekte? En zou ik er dan bewust van zijn dat ik erin word geluisd?



Ik zit inmiddels in mijn derde jaar aan de kunstacademie. In mijn eerste jaar voelde ik me totaal op mijn plek. Ik was opeens omringd door gelijkgestemden! Kunstacademiestudenten staan dan ook bekend om hun wokeness en ‘diversiteit’. Toch vraag ik me af hoe divers wij daadwerkelijk zijn. Want hoe divers kan een groep nou eigenlijk zijn als iedereen hetzelfde denkt en zich hier ook naar gedraagt? 

Dit uit zich op school door de manier waarop er gecommuniceerd wordt. Zo merk ik dat er snel conclusies worden getrokken als je iets zegt, maar ook als je niets zegt. Een gebrek aan meepraten tijdens een les over ethiek kan al snel gezien worden als een standpunt, terwijl dat heel vaak niet het geval is. Er worden dingen voor je ingevuld. Om even een simpel voorbeeld te geven. Stel, ik zeg dat ik iets heb gekocht bij de Primark. Een opmerking die dan zou kunnen volgen binnen de context aan de kunstacademie zou iets kunnen zijn als: ‘Wow, dus jij support kinderarbeid gewoon?’ Ik krijg in dit soort situaties vaak niet de kans uit te leggen wat ik bedoel, want daarvoor is het dan al te laat; je bent al bestempeld als kinderarbeid-supporter. Misschien een wat overdreven voorbeeld, maar toch. 

Daarbij zou ik denk ik gelyncht worden als ik zou uiten iets anders te stemmen dan GroenLinks, BIJ1 of een andere linkse partij. Ik stem wel GroenLinks hoor, begrijp me niet verkeerd. Dat je het even weet (dit bedoel ik dus). 

Op school is er dus veel sprake van wij-zij-denken en worden veel dingen, ondanks onze open-mindedness, al snel in hokjes geplaatst (à la zwart-witdenken). Ik mis de nuance en dat gebied ertussen. Is deze manier van denken hoe een sekte ontstaat? 



Een soort god heeft mij aan het denken gezet over mijzelf en de wereld om mij heen. Bij het luisteren van de podcast gaat mijn brein dan ook met me op de loop en komen er allerlei scenario’s in mijn hoofd op. Want hoe ziet de wereld er straks uit, als we zo door gaan? Leven we over tien jaar allemaal in onze eigen sekte-esque groep, zonder ook maar te luisteren naar de ander? Of is het dan al zo ver dat we in een eeuwigdurende oorlog leven? Ik weet het niet, maar het spookt wel door mijn hoofd. En dat is misschien wel enger dan de gedachte aan een sekte zelf. 

Het kan heel goed dat het belanden in een sekte, zoals de podcast ook al benadrukt, niet aan het individu ligt, maar aan de samenleving. Dus ja, ook jij en ik zouden in een sekte kunnen belanden. Misschien ligt datgene waarover in Een soort god wordt gesproken dus helemaal niet zo ver van mijn werkelijkheid af. 

Ik ben zelf géén sekte begonnen in mijn eerste jaar aan de kunstacademie. Maar toch ben ik er in één verzeild geraakt. Met als gemene deler… de kunst. Misschien was mijn experiment om een sekte te beginnen dus niet eens nodig; ik zat er al middenin. Net als een kungfu school is de kunstacademie niet de eerste plek waaraan je denkt bij sektes. En misschien is dat dan ook een punt dat Een soort god wil maken. Veel is er niet nodig voor een sekte. Zet een hoop mensen met dezelfde passie of ambitie bij elkaar en je hebt een mooi begin.  

Hoe gaan we nu verder? Kunnen we dit patroon in de samenleving doorbreken? En wat zou ik zelf kunnen doen? Misschien organiseer ik wel een speeddate-sessie tussen GroenLinksers en FvD’ers. Of een meet and greet met boeren voor stadsmensen. Tijd voor een nieuw experiment.