Wat ik nog te zeggen heb…

Een verslag van gesprekken op en over het Wintertuinfestival

Een verslag van gesprekken op en over het Wintertuinfestival

Op het Wintertuinfestival ging Anna van der Kruis gewapend met nepsigaretjes het gesprek aan met vreemden. Wat maakte je mee? Wat maakte je lyrisch, kon je moeilijk verteren of veranderde je blik? Lees hier haar verslag van een middag gesprekken in de hal van Doornroosje.

 

Pen

Het begint met twee jongens in zwarte T-shirts met bandlogo’s en elk een glas Leffe Blond. Het is zondag, tweede paasdag, kwart over vier en ze zijn op zoek naar de vertaalworkshop van Daan Doesborgh, in kleedkamer 2. Die is boven, in de backstage. Ze willen daar niet zonder pen aankomen, zeggen ze, en ze vragen of ze er twee van mij mogen lenen. Ze komen ze zeker terugbrengen, zeggen ze. Daarna vragen ze wat ik op de Paarse Vide doe. Ik zeg dat ik er ben om hen te helpen verteren. Dat ze in deze oude rookruimte met me kunnen komen praten als ze iets horen waar ze blij van worden, ze dusdanig ontroert, dat ze de tijd willen nemen om er aan mij, een vreemde, over te vertellen. Als ze iets horen dat ze niet begrijpen, kunnen ze het met mij komen onderzoeken. Of als ze ergens boos van geworden zijn en er behoefte aan hebben om te ventileren, ben ik er. Ze hopen dat ze ergens boos van zullen worden, zeggen ze, want dan komen ze terug. Daarna is het weer stil op de vide, in de rookstoelen, twee oude bruine Chesterfields, waar ik klaar zit met mijn zelf geknutselde sigaretjes en nog maar één pen.

 

Electro

Dirk is mijn eerste gesprekspartner. Hij vertelt me over het programma De Grote Beloftes, hij heeft geluisterd naar Slaap lekker, Hiroshi Yoshimura van Jordi Lammers. Hiroshi is een Japanse componist waar een tiener om zes uur ‘s ochtends naar luistert. Jordi wordt begeleid door zijn broer, Rindert. Dat was fijn, vond Dirk. Het werkte, die jongen met die synthesizer op dat poppodium. Je verwacht electro, maar wat je krijgt is totaal meditatief en melancholiek. Hij citeert: ‘Je bent nu veertien. Je zult nog terugdenken aan die laatste keer bij je ouders in de auto. Aan je eerste zoen met het meisje, met een tong die naar cola smaakte. Aan je broer, die stille gast, je weet nog niet dat je juist hem zal bellen als je een slechte paddotrip hebt.’ Het doet hem denken aan Wonder Years (de coming of age televisieserie uit de ‘80) en Boyhood (de film uit 2014 van Richard Linklater). Zonder muziek is een lezing op een podium voor Dirk toch al gauw een lap tekst van iemand die je niet kent, maar dit doet iets, op een poppodium. Misschien wel juist. Het is zo kwetsbaar.

 

Auto Fictie

Niet snel daarna schuift Rob aan. Hij heeft geluisterd naar Het Grote Gesprek, met Connie Palmen, Hanna Bervoets en Sinan Çankaya. Ik heb me in één van hen bijna honderd procent herkend, zegt hij. Hij had vaak met haar boeken in zijn handen gestaan, maar er nog nooit een gekocht. Er zijn zo veel boeken te koop, zegt hij. Hanna had nooit de behoefte gevoeld om over zichzelf te schrijven vertelde ze in het interview. Er is nu zoveel auto-fictie, zegt hij. Hij heeft soms een beetje het gevoel dat het Facebookberichten zijn, maar dan in iets mooiere taal. Een goede vriendin van hem, die publiceert op internet, zei laatst: ‘Als je niet over jezelf schrijft, dan lieg je toch gewoon?’ Daar is hij het niet mee eens. Toen hij tiener was, kwam er en film uit over homoseksualiteit. Daar hoefde hij niet aan te beginnen, dat ging niet over hem, dacht hij. Uiteindelijk had die film hem helemaal gevloerd. Ik kan zo geraakt worden, zegt hij, door iets wat ik niet ken.

 

Intellectueel bedrog

Michiel heeft geluisterd naar Yentl van Stokkum, die voordroeg uit haar dichtbundel Ik zeg Emily. Hij vraagt zich af hoe je kan beoordelen wat de kwaliteit van een gedicht is. Hij vertelt me over Transgressing the Boundaries: Towards a Transformative Hermeneutics of Quantum Gravity, ofwel de Sokal-affaire (of Sokal-hoax) uit 1996. Een hoogleraar natuurkunde wilde testen of een goed geschreven nepartikel, vol onzinnige redeneringen en pseudowetenschappelijk jargon, gepubliceerd zou worden in het postmoderne tijdschrift Social Text, als het goed klonk. Dat werd het. Je kan het Googlen, zegt Michiel. Over de gedichten zegt hij dat er impressies bleven hangen, maar geen zinnen. Dat het hem pakte als het realistisch of concreet was. En dat Yentl’s voordracht werkte, dat ze er meer en meer inkwam, dat er gevoel uit sprak. Misschien is dat het, zegt hij, wat hij als tiener probeerde te voelen als hij naar muziek luisterde. De intonatie, het ritme, de energie. Misschien was het uitdagend, omdat het nieuw voor hem was en begon het primair: bij de klank. Misschien kwam de betekenis wel als laatst. Ging het niet over de taal, maar over wat zich erachter schuil hield.

 

Schaamte

Na het eten ontmoet ik Marieke. Ik ben Marieke en ik ben activist, zegt ze. Ze is verslavingsdeskundige en wil graag opkomen voor wat ze belangrijk vindt. Ze is tegen groepsgedrag en meelopers. De tabaksindustrie houdt mensen voor de gek. Dat is misbruik, er wordt gewerkt met kindslaven, zegt ze. Dat is misdadig. Daarom vindt ze het verkeerd dat ik het roken verheerlijk. Ik vertel dat ik het een leuk idee vond, het lied van Richard Mey te citeren, de leader van Met het oog op morgen het avondprogramma van Radio 1, sinds 1976. Dat ik niet meer rook. Dat dit vroeger de rookruimte van Doornroosje was. Dat die gesloopt is. En ik vraag wat de literatuur haar geeft. Het zijn kamers, zegt ze, waar je in kan stappen, waarin je met mensen mee kan bewegen. Gisteren las ze een boek waarin iemand vertelde over een vorm van rouw die ze nog niet kende. Toen schaamde ze zich. En hier op het festival, vraag ik? Hier is ze geraakt door Raoul de Jong die vertelde over een compleet niet-Westerse wereld, met medicijnmannen. Haar zus is in Ghana. Zij staat zo open. Ik zou hier ook kunnen wonen, met alle gebruiken, had ze gezegd. Marieke vraagt zich af hoe zoiets werkt. Is haar zus ontworteld? Of is ze juist daar thuis?

 

Het komt goed

Ondertussen hoor ik op de vide, via de boxen die daar hangen, het geluid van twee programmaonderdelen door elkaar. Nicole Kaandorp (melodica en mondharmonica) en Jona Bosman (gitaar en zang) zijn samen Kopje onder en spelen in het café het lome en melancholieke Winterdip Deluxe. ‘Ik ben zo sip vandaag, sip vandaag, ik heb een winterdip. Ik heb een winterdip. Deluxe.’ In de Paarse Zaal vliegt dichter Wout Waanders in hoog tempo door het jachtige Duizenden kuikens. ‘Kuikens! Kuikens! Kuikens! Kuikens! Kuikens! Kuikens! Kuikens! Kuikens!’ Er doorheen, uit het café: ‘Werken, slapen, werken, slapen. Dit is erger dan blauwe maandag. Dit is: grijs. Het komt goed, het komt goed, het komt goed. Maar nu nog even niet.’ Op een vreemde manier past het bij elkaar.

 

Glitters

Susanne draagt een glitterjurkje. Ik word er instant vrolijk van. Ze vindt het fijn om even met mij de avond te evalueren. Ze was een beetje verdwaald in het programma. Vanaf zeven uur gebeurde alles tegelijk. Ze kwam bij het Museum voor Onbedoelde Kunst terecht en zat daar soort van vast. Het MOK wil gewone objecten tot kunst verheffen door het juiste verhaal te vertellen. Ze hadden gekeken naar een rode prullenbak. Het was satire, zegt ze. Het is wat kunstenaars de hele tijd doen, ergens aandacht voor vragen, zoals de bioindustrie of het milieu, en dit museum deed hetzelfde maar dan voor nietszeggende dingen. Gelukkig kon ze ook nog het staartje van De Twintigers meepakken. Wout Waanders is zo’n goede performer, zegt ze. Hij is haar buurman.

 

Obsessie

Anna en Jakob zijn samen op het festival. Ze hebben net als Rob Het Grote Gesprek bijgewoond. Een gesprek over een interview is toch anders dan een gesprek over een lezing, merk ik. Er zit nog een laag tussen. Anna zegt dat Connie Palmen een hekel heeft aan fantasie, en dat ze daarvan is geschrokken. Het raakte iets ouds in haar. Ze vindt Connie cool en heeft daarom behoefte aan haar goedkeuring, maar zelf houdt ze juist veel van fantasie. Ze was vergeten dat ze zich vroeger vaak op die manier afgewezen voelde. Jakob zegt: ik wil het niet over Connie Palmen hebben. Hij studeert Creative Writing, zegt hij. En dan hebben we het toch over Connie. Hij vertelt dat ze de dichter Czeslaw Milosz citeerde: ‘Als in een gezin een schrijver wordt geboren, dan is ‘t gedaan met dat gezin.’ Ze zegt dat schrijvers als kind heel stil en zijn alles observeren, maar dat ze uiteindelijk altijd met de rotzooi naar buiten komen. Hij had het gevoel dat het een waarschuwing was. Hij wil niet over zijn familie schrijven, zegt hij. Hij heeft een obsessie voor epische mythen. Maar soms verklapt hij dingen uit zijn persoonlijk leven ook per ongeluk. In zijn eerste jaar bijvoorbeeld, kwamen in al zijn teksten bier en sigaretten terug. Misschien heeft hij wel minder controle over de onderwerpen die hij kiest dan hij zou willen.

 

Tentje

Renske wil het hebben over het programmaonderdeel Eerste liefde, naar het thema van de boekenweek, die vandaag de laatste dag in ging. In interviews is ze op zoek naar diepgang, zegt ze. Iets dat gebeurt, dat je niet kan plannen, dat ontstaat. Ruth Joos, bekend van televisieprogramma Brommer op Zee interviewde Ilja Leonard Pfeijffer en Marieke Lucas Rijneveld in de Rode Zaal. Joos was op zoek naar overeenkomsten en verschillen tussen de twee. Marieke Lucas vertelt over de spanning van voor het eerst alleen wonen, op jezelf. Hij zegt dat hij het zo spannend vond en onbekend, dat hij in zijn eigen woonkamer een tentje opzette, en daarin ging slapen. Die oplossing raakte Renske, dat hij dat gedaan had. Het had iets kinderlijks. Het raakte haar ook dat hij niet bang was erover te vertellen voor een volle zaal. Zoiets zal jij wel niet doen, vroeg Joos aan Pfeijffer. Dat was een mooi contrast. Ze vraagt zich af of zulke momenten ook kunnen ontstaan met drie gasten, zoals die middag tijdens Het Grote Gesprek. Interviewer Marjolein Visser was ontzettend goed voorbereid. Maar was dat wel haalbaar?

 

Kwartje

Elske wil het ook over Het Grote Gesprek hebben. Marjolein is een vriendin van haar. Daarom luisterde ze er anders naar. Achter haar zaten twee vrouwen op leeftijd, die waarschijnlijk voor Connie Palmen kwamen en nogal ongeduldig waren. Ze hoorde hen af en toe fluisteren, stel die vraag! Dat zorgde bij Elske voor gemengde gevoelens. Hanna Bervoets sprak over chronisch ziek zijn. Ze vertelde dat verhalen daarover vaak hetzelfde stramien volgden: de diagnose, het moment dat het erger wordt en het moment dat iemand doodgaat of geneest. Bij chronische ziektes is er minder ontwikkeling. Daarnaast is het vertelperspectief haast nooit het perspectief van de zieke. Elske heeft wel boeken van Hanna gelezen, maar de stijl ervan vaak ervaren als een trucje. Ze voelt er niet veel bij. Dat ze in die jaren die volgden steeds voorbij bleef komen, dat er alsmaar boeken van haar bleven verschijnen, voedde haar nieuwsgierigheid. Nu ze Hanna hoorde praten over de techniek, viel het kwartje. Ik word wel super bevlogen als ik haar hoor vertellen hoe ze het werk maakt, zegt ze. Ze is nieuwsgierig of het effect zal hebben op haar leeservaring. Of dat je in sommige gevallen wel van een schrijfster houdt, maar niet van haar boeken.

 

Visjes!

Het is kwart over tien en in de Paarse Zaal wordt gedanst, in elk geval tot een uur of twaalf vanavond. Joost Oomen draait plaatjes. Hij heeft zijn T-shirt uitgetrokken. Hij roept: en dan nu een lied over visjes! ‘Vicious, You hit me with a flower, You do it every hour.’ Lou Reed. Dit kan ik nooit meer anders horen.

 

Wat ik nog te zeggen heb… is een programma van het Domein voor Kunstkritiek in samenwerking met Wintertuin.

 

Op tweede paasdag 18 april sloot het Wintertuinfestival in Nijmegen de Boekenweek af in poptempel Doornroosje. Op festival met het thema fictie als gids stonden onder meer Connie Palmen, Ilja Leonard Pfeifer, Marieke Lucas Rijnenveld en Hanna Bervoets. Dit seizoen opende het festival op Notulen van het Onzichtbare het nieuwe seizoen met een speciale reeks festivalnotulen. Duik in het overzicht van de verdiepende publicaties die in de festivalmaand november verschenen en de gloednieuwe festivalnotulen van onder meer Laurens van de Linde, Jordi Lammers, Jelko Arts, Sinan Çankaya, Merlijn Huntjens en Ellis Tolsma.