De Reflector is een traject van Festival Cement en Domein voor Kunstkritiek dat startte januari 2021 en door loopt tot voorjaar 2022. Samen zoeken zij naar een duurzame manier van kunstbeschouwing, naar een nieuwe koppeling tussen maker en criticus. De twee deelnemende Cement-makers zijn Bram van Helden en Bart van de Woestijne. De twee critici zijn Thomas van Huut en Alix de Massiac, die beiden schrijven voor zowel online als papieren media als NRC, De Groene Amsterdammer en Mister Motley, over film, theater en beeldende kunst. Ik volgde het traject als mentor van Thomas en Bram en schreef er een recap over.

 

De krant
Het begint in januari 2021. Tijdens de allereerste bijeenkomst, online, zegt Leonie Clement naar aanleiding van de koppeling die wij als Domein voor Kunstkritiek maken tussen kunst en leven: “Dat zou ik willen, dat kunst ook aanleiding kan zijn voor een opinie op de voorpagina van de krant.”

Dat wil ik ook. Dat het met liefde (of afkeer) vormgeven van wat je waarneemt of meemaakt, het voorstel dat je als theatermaker doet aan je publiek, de aandacht krijgt dat het verdient. Omdat het de actualiteit overstijgt, de jacht naar kliks, verkoop- of kijkcijfers. De hysterie van wat onmiddellijk verkoopt. Nieuws dat nieuws wordt omdat we het delen: niet omdat we ons ertoe willen verhouden, omdat we er daadwerkelijk onze tijd aan willen geven.

Het hoeft niet op elke voorpagina, van elke krant en ook niet elke dag. Ik weet dat politiek belangrijk is, economie, klimaat, maar in de specifieke manier waarop ze het werk vormgeven verhouden kunstenaars zich juist daartoe. Elke voorstelling is politiek, net als onze reflectie daarop, onze kijkervaring. De manier waarop we er met elkaar over in gesprek gaan.

Bart van de Woestijne heeft het over overgave. Hij vraagt zich af of hij een ervaring kan beschouwen terwijl hij hem heeft. Denkt na over zuurstofschuld en sterfelijkheid. Met Bram van Helden praten we over de totstandkoming van zijn werk. De manier waarop de pandemie hem opnieuw laat kijken. Hij vertelt hoe hij buiten door het Bossche Broek liep en zich afvroeg of zijn normale manier van werken: iets verzinnen en het uitvoeren, niet aan herziening toe was. Of het lopen zelf ook werk zou kunnen zijn.

Het zijn spannende gedachten die direct reageren op wat we hier en nu meemaken. Op een wereld die op slot gaat, tot stilstand komt. Een ervaring van een werkelijkheid die in hoog tempo verandert, waar de voorpagina’s vol van staan.

De critici 
Thomas van Huut en Alix de Massiac stellen zich voor. Je merkt meteen dat zij minder gewend zijn om over hun eigen werk te praten. Natuurlijk kunnen ze ons vertellen wie hun werkgevers zijn. Met welke projecten ze zich bezig houden, welke artikelen recent van hen zijn verschenen, maar ze zijn het niet gewend te spreken over grote thema’s of in gesprek te gaan over hun eigen stem. Wat ze wel duidelijk is dat het ze het leuk vinden dat ze zich, iets meer dan een jaar, tot deze CEMENT-makers mogen verhouden. Dat ze met hen een dialoog zullen aangaan die vandaag begint.

De Paardskerkhofweg
Festival CEMENT gaat in 2021 niet online, zoals in 2020, maar is verplaatst. Op 22 maart ontmoeten wij elkaar voor het eerst live. De makers, de critici en Daphne Rieken en ik, die dit programma bedachten en begeleiden vanuit Domein. Ik heb mijn zoontje laten testen, hij heeft een snotneus, dus ik twijfel of ik kan gaan. Ik besluit dat het veilig is, ik voel me goed, de ruimte waar we elkaar ontmoeten is goed geventileerd. Ik houd me aan de anderhalve meter.

Bram ontvangt ons op zijn werkplek. Hij is hier namens CEMENT te gast, in een steenkoud pand aan de Paardskerkhofweg in Den Bosch. “Ik heb de hele tijd het gevoel alsof ik iets aan het doen ben wat niet mag,” zegt hij. Een dik theatergordijn schuift automatisch open en dicht. Daarachter een geopende garagedeur, de staat en woningen aan de overkant. Af en toe loopt er handhaving langs.

We zitten op klapstoeltjes in een wijde kring en kijken naar de zwarte doos die Bram voor CEMENT 2020 heeft gebouwd samen met kunstenaar Jeroen Offerman. Ze noemen het Niets krijgt ruimte. Ook in dit geval is Bram begonnen met een referentie naar de natuur. Het idee van op een berg zitten en kijken naar een landschap.

Alix sluit aan. Ze heeft een enorme glimmende zwart-blauwe jas aan waarin ze bijna verdwijnt. “Ik was verdwaald,” zegt ze, “maar ik heb onderweg wel allemaal foto’s gemaakt.” Ons gesprek gaat over theater versus beeldende kunst. Over uitgestelde impact. Bram zegt: “Het is ook goed als het pas een plek krijgt wanneer je er over een jaar aan terugdenkt.”

Bart vertelt ons over Oxygen Debt, de filosofische spinningles die hij ontwerpt. Hij wil de bezoeker een ervaring geven die tot een onvermijdelijke gedachte leidt. Ergens doorheen breken. “Als we het afgelopen jaar iets hebben geleerd,” zegt hij, “is het dat we geen controle hebben.” In een klassieke spinningles gaat het nooit over sterfelijkheid. Het is juist precies tegenovergesteld, het gaat erover dat je oneindig bent, dat je veel meer kan dan je denkt.

“Ik weet natuurlijk dat ik ooit doodga,” zegt hij, “maar ik voel het niet.” Die innerlijke ervaring, wil hij veroorzaken bij zijn publiek. Daarmee komt hij terug op onze zoom. Hij vraagt zich af of we het hierover kunnen hebben, of we er woorden aan kunnen geven of dat de taal en de referenties die we daarvoor nodig hebben het voelen juist buitensluit.

De drempel
In groepjes van drie gaan we uit elkaar. Bart, Alix en Daphne. Bram, Thomas en ik. In deze samenstelling ontmoeten we elkaar het komend jaar.

Bram vertelt hoe hij in sociale gelegenheden meestal een terugtrekkende beweging maakt. Hij vertelt over een vriend die zelf kleding maakte, lange rokken. Hij zegt dat hij het bijna onmogelijk vond om samen met hem over straat te lopen, door alle blikken, hoe iedereen naar hen keek. Als Bram een feestje geeft, heeft hij geen leuke avond. Ook als er in de werkplaats waar we nu zijn iemand binnenkomt, moet hij echt over een drempel.

We hebben het over het gevoel van kijken naar een sterrenhemel. Het gevoel dat daarbij hoort, de verwondering. Over theater zonder acteurs. Over hoe snel we in een oordeel zitten, antipathie, empathie. Over dromen. Over ideeën waar Bram ‘s nachts van wakker lag, die hij daarna alleen maar hoefde uit te voeren. En over goochelen, de wetten daarvan, die kent hij goed.

Recensent Marijn Lems noemde zijn werk post apocalyptisch, daar kon hij wel iets mee. Dat hielp hem. Hij zegt dat hij weg wil blijven van het spektakel. Dat hij de verstilling zoekt, het landschappelijke. Zonder mens, als middelpunt. Thomas schrijft nog niet mee. Hij zegt dat hij nog niet wil kiezen, tijdens het luisteren. Dat hij wil kijken wat zich aandient, wat ruimte vraagt. Wat resoneert.

Het plan
We sluiten gezamenlijk af. Alix en Bart vinden het een grappige overeenkomst dat ze allebei als heel hoofdelijk gezien worden, terwijl ze juist naar lijfelijke ervaringen op zoek zijn. Hoe hierover te schrijven is voor Alix een goede startvraag. Thomas wil eerst focus vinden. En uiteindelijk publiceren in Mr. Motley. Een tijdschrift dat helemaal gaat over beeldende kunst: een onontgonnen platform voor Bram.

De NDSM Werf
Op 15 juli ontmoeten we elkaar weer in Amsterdam Noord, tijdens Over het IJ. Een ander Over het IJ dan normaal, maar toch. Het is zomer, er kan iets. Nederland is grotendeels ingeënt, de regels zijn versoepeld. We werken met bandjes, vaste zitplaatsen, qr codes. We houden nog steeds anderhalve meter afstand van elkaar, maar toch voelt het als vrijheid. We mogen weer naar buiten, er zijn dingen open.

Ik drink koffie met Thomas en Bram. Thomas vertelt wat hem is bijgebleven uit ons vorige gesprek. Bram is aan het werk op Festival Konvooi in België en vertelt ons wat hij gaat maken voor CEMENT 2022: een zichzelf ontvouwende Japanse kamer. We hebben het over illusie en desillusie. Over culturele toe-eigening. Over de romantisering en de tragiek van reizen: omdat je voelt dat het voorbijgaat.

Thomas zegt dat hij nog steeds niet is bijgekomen van een uitspraak van Bram over de installatie Plasticville (Festival CEMENT 2019), waarin het zijn voornaamste doel was het materiaal zichzelf te laten onthullen. Om te mogen kijken hoe het kraakt, hoe het ligt. Thomas zegt dat materialen in musea er vaak om vragen op dezelfde manier ontleed te worden, in zoveel mogelijk betekenissen gevat. In theater lijkt materiaal vaker één ding betekenen op één moment in de tijd, naar één ding te verwijzen op een eendimensionale manier. We praten over doen alsof. En over verbeelding.

Ik vertel over een decor dat ik zag op Festival CEMENT 2010, in Beste Sneeuw, een studioproject van Jorieke Abbing en Jef van Gestel. Het bestond uit eindeloze hoeveelheid stapels wit printpapier. Op een bepaald moment werden de vellen door de acteurs minutenlang tot proppen geknepen: ze werden sneeuw. Die transformatie en de manier waarop hij beroep deed op mijn verbeelding vond ik ontroerend. Sommige beelden blijven je bij.

Bram zegt dat hij ruimte wil maken voor de emancipatie van zijn decor. Ik benoem dat hij daarmee in traditie stapt van theatervormgevers of lichtontwerpers die zelfstandig zijn gaan werken. Dries Verhoeven, Vinny Jones, Jan Fedinger. En dan sijpelt de buitenwereld binnen. We hebben het over de aanslag op Peter R. de Vries. Thomas zegt dat hij er alles over leest. Bram niet. “Ik kan het niet aan,” zegt hij. Hij vindt het te dramatisch, te wreed en te gruwelijk. Het nieuws over de overstromingen volgt hij wel. “Enigszins,” zegt hij, “want dat is toch een soort landschap.”

Blijf nederig
Ik mag gaan fietsen bij CrossFit aan het IJ. Ik heb mijn slippers aan en dat is onhandig omdat ik niet in kan klikken. Ik ben bang om voluit te gaan, ook al ben ik erop gekleed. Ik heb mijn badpak aan en een joggingbroek en heb water en een handdoek bij me. Ik ben bang om mijn reserves weg te geven, om over mijn eigen grenzen te gaan. Ik houd er niet van om te zweten. Ik houd niet van bewegen. Toch laat ik me steeds verder opzwepen. Ik kan dit.

Na enige tijd zegt de instructeur dat we de heuptasjes die we schuin over onze borst dragen los mogen maken. Via een hartband wordt onze hartslag hier naartoe gestuurd. Ik klik de mijne los. Leg hem voor me op mijn stuur. Mijn hart bonkt. Zonder mij. Helemaal alleen. Al onze harten liggen losgezongen voor ons. We horen het geluid over individuele boxjes. We stellen ons voor dat we er niet meer zijn. Dat we ontbinden. Als een geleide meditatie. Het is Bart gelukt.

Als ik naar buiten loop zie ik op de muur de volgende zin: Dare to be humble, dare to be gre… Het laatste letter kan ik niet lezen. Grijs denk ik. “Great,” zegt Bart als ik ernaar vraag. Groots. Natuurlijk. ‘Ik ben gestorven en weer opgestaan,’ app ik naar Thomas en Bram.

De Tolhuistuin
Het is 29 november. Ik weet nog niet dat ik een deel van de nacht die gaat volgen in een ziekenhuis door zal brengen. Dat dit de week is waarin mijn lief onverwacht afscheid moet nemen van zijn vader, mijn schoonmoeder van haar geliefde. Het is einde ochtend en ik heb een afspraak met Daphne – vers uit haar zwangerschapsverlof (of officieel misschien nog net niet) – Bram, Bart, Thomas en Alix in Amsterdam Noord bij de Tolhuistuin. We ontsmetten onze handen, nemen plaats aan een lange tafel, en kijken uit over het IJ en op het Centraal Station.

Alix vertelt over de podcast die ze maakt, Werktitel, over werken in de kunst. Bram en Bart volgen hetzelfde impact-traject. Ze vertellen over de opdracht een pr-tekst te schrijven over hun werk vol woorden die ze er niet in willen. Het is een goede oefening om bijvoorbeeld de cliché’s eruit te filteren of woorden die alleen vakgenoten begrijpen.

Bart zegt dat het niet went om steeds maar alles af te zeggen. Musea zijn overladen, zegt Thomas. Daar kan je zelf kiezen waar je gaat zitten of staan, op welk moment je gaat en hoe lang je blijft. De bezoeker heeft een gevoel van persoonlijke ruimte en zeggenschap. Hij kan zelf beslissen hoeveel afstand hij houdt. De theaters blijven leeg.

Bart is aan het einde gekomen van zijn Nieuwe Makers traject. Het is zoeken hoe hij verder moet. Alix en Bart zoeken ook gezamenlijk. Ze hebben elkaar nu een aantal keer live ontmoet. “Onze gesprekken zijn heel persoonlijk en heel algemeen tegelijk,” zeggen ze. Waar ze blij mee zijn is dat hun verhouding gelijkwaardig is. Het is niet: “Alix vindt iets van Bart.” Hun gesprekken mogen alle kanten op gaan en dat voelt goed. Het is het begin van iets, waar ze allebei nieuwsgierig naar zijn. Iets interactiefs? Een nieuw werk misschien? Een podcast? Ze besluiten in elk geval beginnen met een briefwisseling.

Bram vertelt over de vorderingen van zijn voorstelling Bram vindt Ruimte. Hij wordt muzikant, lichttechnicus en stage hands zegt hij. Ik schrijf dingen op die Thomas zegt, woorden en zinnen die ik later in zijn tekst zal teruglezen. Hij zoekt en laat ontstaan, maar heeft tegelijkertijd een afgebakend eindproduct voor ogen. De lange looptijd van het traject is nieuw voor hem, het element tijd, dat een rol gaat spelen. Hoe hij kan teruggrijpen op iets wat Bram “vorig jaar heeft gezegd”.

Een kennis van mij woont in Japan in een traditioneel huis dat hij eigenhandig renoveerde. Ik koppelde hem aan Bram. Ze hebben ge-video-beld. De kennis heeft gezegd dat Japanse huizen op pakhuizen lijken. Dat ze Marie Kondo er echt nodig hebben. De uitspraak helpt Bram om dichterbij zijn eigen droom te komen. Om de waarde van zijn toeristische blik te onderzoeken. Hij realiseert zich dat hij meer waarde hecht aan zijn verbeelding dan aan de realiteit.

Bart zegt dat een recensie vaak een uitleg geeft of spoilers bevat. Dat levert een mooi gesprek op. Het begin van een gedachte die Thomas verder uit zal werken, over wat hij als kunstcriticus kan geven. Wat hij voor het werk kan betekenen en welke handreiking hij de lezer kan geven. Ik vraag hem hoe het voor hem is om Bram voor langere tijd te volgen. “Als je een jaar samenwerkt wordt je onvermijdelijk onderdeel van het project,” antwoordt hij.

Het is zeldzaam voor een kunstcriticus om over zijn eigen werk te praten. Dat voelde Thomas ook toen hij onlangs intern een masterclass volgde via zijn werkgever NRC. Het leidde niet per se tot meer publicabele stukken, maar wel tot reflectie. Hij ging nadenken over zijn eigen “deinsgedrag” – waarom hij geen kunst wil in zijn eigen huis. En over de angst om teveel van zichzelf “in de kunst te stoppen”. De gesprekken die hij met Bram heeft zijn open, zegt hij. “Het is goed om als criticus meer van jezelf te laten zien, omdat het je positie helder maakt.”

Alix vertelt over haar studie kunstgeschiedenis. “Ik gebruik het niet,” zegt ze, “de wereld is zoveel groter dan kunstgeschiedenis. Ik heb een recalcitrante aard. Ik ben eigenlijk gewoon autodidact.” Ze wil het hebben over politiek, over filosofie. Er is niet meer één paradigma in de kunst, geloven ook Thomas en Daphne, niet meer één waarheid. Goed en fout bestaat niet meer.  Alix leest kritieken van anderen niet om toegang te krijgen tot een werk, maar omdat ze wil weten wat andere mensen hebben ervaren. De bediening komt langs en ze bestelt een warme Chocomel. “Voor het kind in mij,” zegt ze.

Een brief
Het is maart 2022 en ik lees de eerste drie brieven van Bart en Alix. Bart schrijft dat ze elkaar drie keer hebben ontmoet. Alix reageert en zegt dat hij de ontmoetingen met ons, de ontmoetingen waar ik hier notitie van maak, helemaal niet meegenomen heeft. Onze eerste zoom, die haar een onhandig gevoel van daten gaf, omdat op basis van stamelende voorstelrondjes een keuze voor twee duo’s gemaakt moest worden. En de eerste live ontmoeting in de loods waar Bram werkte. Ik denk dat ik begrijp waarom. Hoe zij zich eerst los moeten zingen van ons. Van wat ons project van hen vraagt. Hoe ze met zijn tweeën moeten uitvinden waar ze als duo toe in staat zijn.

Het is intiem om te lezen. Bart is een deel van zijn zicht verloren. Hij schrijft dat het past bij zijn zoeken. Bij de manier waarop hij werkt rond sterfelijkheid en belichaming, zijn zoeken naar overgave. De voorstelling op Over het IJ zindert na, tussen de regels, het letterlijke losklikken van de harten. Het maken van een voorstelling is eigenlijk ook de vormgeving van een afscheid, oppert Alix. Een afronding. Een afsluitend ritueel. Zodra het gespeeld is, is het weg.

Ze schrijft dat ze niet weet hoe ze strepen toe moet voegen in hun document. Strepen die het onderscheid aangeven tussen haar woorden en de zijne. Ik heb alvast twee strepen voor je gezet, schrijft Bart terug in brief nummer drie. Het is de letterlijke vertaling van een verlangen, om elkaar te kennen en vreemden te blijven. Om samen te vallen en tegelijk autonoom te blijven. Ik ben hongerig naar meer, maar Alix heeft griep en moet verhuizen. Voorlopig moet ik het hier mee doen.

Festival Cement
Het eindigt op 22 maart 2022. Of misschien eindigt het niet. De laatste maatregelen (mondkapjes in de trein) vervallen over één dag en er is oorlog in Oekraïne. Bram speelt zijn voorstelling op Festival Cement. Overdag, in de grote zaal van de Verkadefabriek. Het duurt een uur en is magisch, verstild, gekozen. Thomas schreef en publiceerde zijn tekst, waarvan hij hoopt dat die een “sokkel kan zijn voor het werk van Bram” op Mr. Motley. Daarnaast maakten ze samen met drukwerkplaats Extrapool in Nijmegen een riso-print. De woorden van Thomas zijn op die manier inderdaad deel geworden van de voorstelling van Bram. Het publiek kan ze na afloop lezen en mee naar huis nemen. “Het is zo’n kado voor Bram,” zegt Leonie als ik haar tegenkom in de wandelgangen.

Het Bossche festival is klein. Kleiner dan normaal. Het toont 9 makers, in plaats van 24. Bart zal maken voor Theaterfestival Boulevard, deze zomer. Het geeft hem en Alix nog wat extra tijd de voorpagina van de krant te halen. Of om op een andere manier een nieuw publiek te vinden, op hun manier en in een vorm die bij ze past.