KNOOPPUNT KUNSTENAAR – CRITICUS

De wens van Moniek Merkx, art. dir. van Maas theater/dans, ook andere reflecties op haar te kunnen lezen dan recensies, was aanleiding voor een ontmoeting tussen haar en vier critici. Onderwerp van gesprek is Voorjaarsoffer, een van haar laatste regies.

De wens van Moniek Merkx, artistiek directeur van Maas theater/dans, ook andere reflecties op haar te kunnen lezen dan recensies, was aanleiding voor een ontmoeting tussen haar en vier critici. Onderwerp van gesprek is Voorjaarsoffer, een van haar laatste regies.

‘Ik zou zo graag meer willen lezen dan alleen een recensie,’ 
Een gesprek tussen Moniek Merkx, artistiek directeur Maas theater/dans en vier critici
Case: de voorstelling Voorjaarsoffer , een regie van Moniek Merkx
Gespreksleider: Sonja van der Valk

Moniek Merkx maakt multidisciplinaire jeugdvoorstellingen die hun kracht zoeken in de directe en zintuigelijke effecten van taal, beweging, muziek, beeld en andere (digitale) media. Voorjaarsoffer is daarvan een goed voorbeeld. Domein voor Kunstkritiek nodigde vier kunstcritici uit om de voorstelling te bezoeken en hun gedachten met elkaar en Moniek Merkx te delen: Simon van den Berg (theater), Bregtje Schudel  (dans), Yasmijn Jarram (beeldende kunst), Jan Nieuwenhuis (muziek). Op tafel, waaraan ook Danielle van den Berg, Maas pr en marketing medewerker, aan geschoven is (en Bregtje Schudel ontbreekt vanwege ziekte), ligt de vraag hoe de kritiek recht kan doen aan Voorjaarsoffer. In de vraag nemen we het gegeven mee dat Moniek Merkx het liefst het onderscheid tussen de Maas dans- en theatervoorstellingen wil opheffen.

Het gesprek is het eerste dat het Domein organiseert in het kader van een uitwisseling tussen kunstenaars, kunstprofessionals en critici over hun respectievelijke praktijken en het knooppunt waar die elkaar raken: de kritiek.

Jeugdtheater? Ja en meer
In Voorjaarsoffer zet Moniek Merkx haar jonge (en bij vrije voorstellingen ook oudere) toeschouwers dicht op de ovale catwalk, waarop en waarbinnen acht jonge performers de metamorfose tonen van meisje naar vrouw en het ‘offer’ dat daarvoor gebracht moet worden. Aan die meisjes en hun gevecht is lijfelijk noch verstandelijk te ontkomen – tenzij de toeschouwer weerstandsmechanismen inzet.

Simon van den Berg, beschouwer van vooral volwassen theater vergelijkt Voorjaarsoffer met andere recente voorstellingen over vrouwelijkheid. In de observatie waarom we hem gevraagd hadden, schrijft hij: ‘Boogaerdt en Van der Schoot maakten Bimbo en Hideous (wo)men, waarin op hardhandige wijze wordt afgerekend met reductieve vrouwbeelden in de massacultuur, Sarah Moeremans onthulde in De witte vloed de gruwelijke en vunzige fantasieën van drie meisjesmeisjes, en de fantastische deconstructie van vrouwelijke celebrities in The Truth about Kate van Davy Pieters en Naomi Velissariou ontleedde de benauwende schema’s en rolpatronen waarin vrouwen gevangen zitten.’


Foto: © Phile Deprez

Collega Marijn van der Jagt wijdde in Vrij Nederland een kritiek aan dit type voorstellingen, waarin ze ook Voorjaarsoffer bespreekt. Haar conclusie: “Het theater betoont zich een vrijplaats waar vrouwen kunnen spelen met de verschillende krachten die zij tot hun beschikking hebben, en waar zoveel meer in te vinden is dan het clichébeeld van de bitch, het sletje en de tomboy waar tv-series op jongerenzenders in grossieren.” (De onfrisse verzinsels van bakvissen, Vrij Nederland, 04-03-2015. www.vn.nl). Van den Berg volgt haar in die conclusie en schrijft: “Die vrijheid, die ons in de huidige samenleving steeds beloofd wordt, maar in die werkelijkheid zo moeilijk te veroveren is, dat is misschien wel het belangrijkste thema van het moderne theater.”

Simon van den Berg doet daarmee wat de recensenten niet deden en waarachter  iedereen aan tafel zich moeiteloos kan scharen: hij zetVoorjaarsoffer in de traditie van de Nederlandse mime (De Theatermaker besteedde er net een dossier aan). Waar Moniek Merkx ooit haar loopbaan als regisseur begon.
Door dat vervolgens ‘modern’ theater te noemen doet hij ook een uitspraak over de impact van Voorjaarsoffer: Moniek Merkx levert een specifieke bijdrage aan de artistieke ontwikkelingen in het hedendaagse theater.

Er verschenen veel zorgvuldig geschreven en positief gekleurde recensies over de voorstelling. “Ik ben daar blij mee,” zegt Merkx, “maar waarom nemen recensenten niet meer de traditie van de mime in hun recensies mee?” Het is een retorische vraag, ze weet het beter dan wij allemaal: omdat het jeugdtheater afgebakend terrein is. Daarmee lijkt het, ten onrechte, de aanspraak te verliezen op een plek in de tradities van hét theater en de dans. Wat is die constatering waard? Dat Moniek Merkx een artistieke taal bezigt die misschien de theatertaal van de toekomst is en daarom kritisch en in een breder kader dan het jeugdtheater alleen gevolgd zou moeten worden. Dat zou zij graag lezen.

Theater? Ja en meer
Van de critici is alleen Jan Nieuwenhuis vertrouwd met de muziek van Le Sacre du Printemps waarop Voorjaarsoffer is gebaseerd. Wat op een donderdagavond in de Paardenkathedraal in Utrecht plaatsvindt is voor hem een theatraal ritueel.

Jan Nieuwenhuis: “Al voor het zien en horen van Voorjaarsoffer zat Igor Stravinsky’s Le Sacre du Printemps in mijn hoofd. Enerzijds als spraakmakend keerpunt in de muziekgeschiedenis. Zoals opgetekend in de geschiedenisboeken die de muziekwetenschap voorschrijft. Anderzijds als het eerste ‘klassieke’ stuk dat ik hoorde. En wel in de uitvoering van Leopold Stokowski in de Disneyfilm Fantasia. Hoewel ik Le Sacre ondertussen vaker heb gehoord dan dat ik Fantasia heb gezien, roept het stuk nog steeds het beeld van Dinosauriërs op. Veel minder denk ik aan het offerritueel van een uitverkoren jonge vrouw.

Toch biedt de film een sprekende overeenkomst. Nadat de Dinosauriërs aan het eind van Le Sacre zijn uitgestorven gaat de film verder met dePastorale, de zesde symfonie van Ludwig van Beethoven. In een kleurrijk landschap dartelen nog kleurrijkere centaurs, gevleugelde paarden, putti en saters rond in wat een Dionysisch lentefeest blijkt te zijn. Voordat de lente gevierd kan worden, moet iets of iemand – een vastgeroeste tonaliteit of een kinderlijke luisterhouding, prehistorische reptielen of jonge vrouwen – worden geofferd.


Foto: © Phile Deprez

In Voorjaarsoffer delft het meisje het onderspit om vrouw te kunnen worden. Het offer is een vernietiging en geboorte ineen. Een ritueel waar zowel spelers als publiek onderdeel van zijn. De openingsquiz dient als initiatierite van het publiek. Het spel schept een collectieve band, het ervaren van de voorstelling als groep in plaats van als individuele kijker. Eerst groep worden, alvorens we besluiten wie te offeren. Dat wordt des te meer bevestigd door de opstelling van het publiek rond het ovale speelvlak (cf. de rituele rondedans, La Danse, van Matisse). Je kijkt niet alleen naar de voorstelling maar ook naar elkaar. En daarmee naar de rol van het publiek als toeschouwer.

Het voelt als een rollenspel: iedere speler neemt van scène tot scène en binnen scènes nieuwe rollen aan; identiteitscrisis als thematiek; en de constante herdefiniëring van de rol van het publiek (toeschouwer, jurylid bij een catwalk, voyeur, deelgenoot van een rite).”

Hij kent de muziek, wij weten van het Ballet Russes en Vaslav Nijinkski en andere Le Sacre choreografieën, herkennen Pina Bausch, Carrie van Brian de Palm en de Lost Boys uit Peter Pan. En als we doordenken op het Fantasia gegeven, ook nog een rits Disney elementen. Plus de godinnen uit de quiz die staan voor het eeuwig terugkerende ‘her’-boren worden. We concluderen dat Voorjaarsoffer evenzeer te voegen is in de traditie van ensceneringen van een sleutelwerk in de muziek- en dansgeschiedenis.

Ook dit hadden Moniek Merkx en haar speelsters en medewerkers MEER willen lezen: over hun plaats in de rij van kunstenaars die hun publiek de ervaring van een ritueel wilden geven. 

Wat is het erkennen hiervan waard? Even terug naar de citaten uit de observatie van Jan Nieuwenhuis. Wat  hij in de Paardenkathedraal beleefde duidde hij vanuit de muziektraditie. Door zijn beschrijving realiseerde Moniek Merkx zich dat zij met Voorjaarsoffer ook op zoek was naar een theatervorm waarin de toeschouwers samen met de performers een collectieve ervaring creëren.

Een kritiek vanuit de basisgedachte dat Voorjaarsoffer een hedendaagse interpretatie is van een klassieke compositie had de afrasteringen opengebogen tussen de kunstdisciplines en kunst voor volwassen en kinderen. En een kans geboden vanuit een veel breder- kritisch – perspectief de voorstelling te analyseren en te beoordelen.

Kritiek? Ja en liefst veel meer
In Voorjaarsoffer ‘bespelen’ de performers meer dan de blik van de toeschouwer. De relatie die zij met het publiek creëren is zinnelijk, doordringend, persoonlijk. Maar tegelijk is die relatie zo open en in vorm ingebed – met dank aan de kwaliteiten van hun regisseur – dat diezelfde toeschouwer ruimte vindt voor eigen persoonlijke associaties en emoties.

Al in het begin van het gesprek vragen  de critici zich af hoe relevant persoonlijke referenties zijn voor de lezer van een kritiek. Eerbied van de lezer voor kennis en culturele referentiekaders is niet waar zij op uit zijn. Weglaten voelt als een verlies. Leidde o.a de referenties in de vier observaties niet tot deze gedachtenuitwisseling?

Doordat Yasmijn Jarram schrijft dat in de beeldende kunst vaak in slechts één beeld een verhaal wordt verteld en zij daarom Voorjaarsoffer als ‘lang uitgesponnen’ ervaart, komen we te spreken over het ‘narratief’ van Voorjaarsoffer. Merkx vertelt dat de compositie van beelden, beweging en muziek ook is voortgekomen uit uitwaaierende associaties en emoties van haarzelf en de performers. Ze laat zich verleiden tot de uitspraak dat zij dat proces in kritieken zou willen terugzien. De tafel knikt ja. Maar waarop?

Pas als de ochtend is afgesloten vinden we de sleutel. Moniek Merkx zegt dan namelijk: “Ik ga met het materiaal dat op de vloer, uit onze research en uit onze associaties ontstaat een diepgaande verbinding aan. Het zou zo mooi zijn als de criticus het aandurft om de lezer te vertellen welke verbindingen hij of zij kon aangaan met wat mijn performers en ik maakten. Ik zou”, zegt ze, “willen pleiten voor een type kritiek waarin de auteur poogt de waaier aan associaties en emoties die Voorjaarsoffer bij hem of haar oproept te verwoorden, zodat de lezers op hun beurt hun verbintenis met Voorjaarsoffer onderzoeken.”


Foto: © Phile Deprez

Nawoord. Moniek Merkx vraagt het Domein onder dit verslag een deel van de reactie te plaatsen die  dramaturg Florian Hellwig (o.a Toneelgroep Amsterdam en Urland) haar stuurde. Doen we, de meest relevante alinea’s:

‘Jullie ‘sacre’ bestaat uit drie delen, en dat is een mooie vondst. Normaliter staan vrouwen en mannen tegenover elkaar maar bij jullie zien we eerst het machismo van de mannen, hun gestoei en de stugge poses en gestes. Gevolgd door de vrouwen en hun kwetsbaarheid en erotische verleiding, en het bloed van het ‘voorjaarsoffer’. Aan het einde pas komt alles samen: mannen, vrouwen en de maagd die geofferd gaat worden.’

‘De reidansen zijn in jullie voorstelling een knap staaltje hiphop, en de processie is een loop over de catwalk. Het ritueel wordt verdubbeld: we zien een ritueel op scène (het ritueel van de gemeenschap) en tegelijkertijd is theater een ritueel. De toeschouwers zijn hier getuige en medeplichtige. Een ritueel roept een gemeenschapsgevoel op, en als toeschouwer wordt je deel van de gemeenschap en dus ook medeplichtig. Het publiek representeert het ’tegenover’/de andere helft in de eerste twee delen.’

‘Wanneer de mannen aan het stoeien zijn en sterke poses innemen, wordt de vrouwelijk kant van elke bezoeker aangesproken. We kunnen de kwetsbaarheid van vrouwen voelen die we dan in het tweede deel te zien krijgen. Was de toeschouwer in het eerste deel ‘offer’, wordt hij nu tot dader. Deze ommekeer heeft een sterk theatraal effect. Alles wat op scène gebeurt confronteert ons met onszelf, en dat op een geraffineerde en ambigue manier. Hier worden namelijk zowel de mannelijke als ook de vrouwelijke kant van ons geraakt, de sterke en de zwakke helft, het stoere en het onzekere ik.’

‘Eigenlijk worden in elk deel beide helften – die van dader en offer, van man en vrouw – in mij geraakt. Dat maakt het extra ingenieus en spannend. Bepaalde patronen, houdingen en emoties blijken helemaal niet genderspecifiek te zijn maar universeel. Er wordt zowel de noodzaak voelbaar dat de mannen een verschrikkelijke handeling moeten uitvoeren die echter essentieel voor het voortbestaan van de gemeenschap is, als ook het geweld dat de vrouw daarmee wordt aangedaan. Deze versie van ‘Voorjaarsoffer’ speelt intelligent met gender-typische clichés en gooit deze tegelijkertijd over bord. Niets is zwart/wit, zeker niet op het tweede gezicht (op beeldniveau wordt dit contrast natuurlijk wel zinvol gebruikt).’

‘De arena waarin zich alles afspeelt is een uitvergroting van het dialectische spanningsveld waar de strijd der seksen plaatsvindt: de ‘circus maximus’ voor dierlijke gevechten en de catwalk voor erotische prikkels. Het is prachtig om te zien hoe de klassieke (door ons zelf gemaakte) grenzen tussen de seksen vervagen. Deze actrices zijn net zo overtuigende mannen als sensuele, mooie vrouwen. Daardoor komt het universeel menselijke sterker naar voren en het dilemma van de gemeenschap (dat zowel mannen als vrouwen betreft). Het is tegelijkertijd betoverend en verwarrend. De toeschouwer moet namelijk zich en zijn eigen houding/standpunt/bestaan bevragen; hij wordt op een subtiele manier overgehaald om dat te doen.